1. Zorg er voor dat je eigen fiets helemaal in orde is, voor je passagiers meeneemt.

2. Als je met een kind achterop of vooraan fietst, pas dan je rijstijl aan. Het extra gewicht heeft een invloed op het sturen, remmen, starten en de snelheid.

3. Hou rekening met je passagiers en vemijd putten en hobbelige wegen, pas je snelheid aan, neem je bochten niet te ruw. En probeer plots remmen te vermijden.

4. Zet je zadel niet te hoog. Zo kan je nog met je voeten op de grond en vermijd je valpartijen.

5. Draag een fietshelm. Zowel jijzelf als je kind. Dit zorgt voor extra veiligheid.

6. Zorg dat je zichtbaar bent. Dat kan je doen door bv. een vlaggetje achter aan je fiets of fietskar te hangen, door een fluohesje te dragen, door fluoriscerende stickers te plakken op je fiets etc.

7. Een loopfiets is een handige manier om dit aan te leren. Zo houd het zichzelf al in evenwicht. Bovendien vinden kinderen loopfietsen superleuk!

8. Voor het 10 jaar is, is een kind zich niet echt bewust van het gevaar op straat. Begeleid het voor die leeftijd altijd. Vanaf 6 jaar kan een kind de verkeersregels leren.

9. Een kleuter ziet zichzelf als het referentiepunt! Jonger dan vier jaar beseft een kleuter niet dat zien niet hetzelfde is als gezien worden.

10. Geef altijd het juiste voorbeeld, zodat je spruit ziet hoe je je in een verkeerssituatie moet gedragen.

11. Wees geduldig met je kind. Leren is een traag proces.

12. Praat met je kind. Vertel over wat je ziet, hoort, waar je mee rekening houdt en doe dit elke dag opnieuw. Laat het kind zelf ook vertellen over wat het ziet, hoort en beleeft.

13. Vermijd paniek. Gaat er iets niet zoals gepland, blijf dan rustig en geef duidelijke boodschappen zodat je kind weet wat het moet doen.

14. Toon vertrouwen in je kind. Moedig het aan en laat het ook eens iets zelf doen.

15. En nu: genieten van de lentezon, op je fiets!